Gremac e3 gebruiksaanwijzing (afdrukken)

Gremac e3h (haakarmsysteem)

Inhoudsopgave

Contactadressen

Service + Productie

H2PRO GmbH & Co KG

Hauptstrasse 2

D-89441 Medlingen

Telefoon +49 (0) 9073 – 40 39 89 70

h2protech.de / kontakt@h2protech.de

Distributie

Gremac OHG

Fritz-Reuter-Straße 12

26203 Wardenburg

Telefoon: +49 (0) 44 07 – 3 28 20 44

gremac. en / einfachsieben@gremac.de

Voorwoord

Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld om het gemakkelijker te maken het apparaat te leren kennen en het te gebruiken zoals bedoeld.

De gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie over de veilige, correcte en zuinige bediening van de machine. Door ze in acht te nemen, kunnen gevaren worden vermeden, reparatiekosten en stilstandtijd worden beperkt en de betrouwbaarheid en levensduur van de machine worden verhoogd.

Naast de gebruiksaanwijzing moeten de geldende nationale voorschriften ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu in acht worden genomen.

De gebruiksaanwijzing moet altijd beschikbaar zijn op de plaats waar de machine/installatie wordt gebruikt.

De gebruiksaanwijzing moet worden gelezen en toegepast door iedere persoon die betrokken is bij werkzaamheden met/aan de machine/installatie, bijvoorbeeld bij de bediening, met inbegrip van het opstellen, het oplossen van storingen in de werkvolgorde, het verwijderen van productieafval/verstorende stoffen, het onderhoud, de verwijdering van bedrijfs- en hulpstoffen.

  1. Bediening, waaronder opstelling, oplossen van problemen in de werkstroom, verwijdering van productieafval/verstorende materialen, onderhoud, verwijdering van bedrijfs- en hulpstoffen.
  2. Onderhoud (onderhoud, inspectie, reiniging) en/of
  3. Transport
  4. Ontmanteling / verwijdering

wordt opgedragen.

De exploitant van de installatie moet een gebruiksaanwijzing voor de installatie opstellen in een begrijpelijke taal en vorm. Naast de gebruiksaanwijzing en de in het land van gebruik en op de plaats van gebruik geldende bindende voorschriften ter voorkoming van ongevallen moeten ook de erkende technische regels voor veilig en professioneel werken in acht worden genomen.

Beschrijving van het product

De trommelzeefmachine wordt gebruikt voor het mechanisch zeven van verschillende materialen.

De machine is verkrijgbaar in de volgende varianten:

  1. Haaklift
  2. Haakarm + kettingaandrijving

Het basisontwerp van alle machinetypes is identiek. Ze verschillen in wezen alleen wat betreft de verschillende uitrustingskenmerken.

Een machine bestaat in principe uit deze onderdelen:

  1. Een machineframe van stalen profielen en plaatstaal, waarop alle andere onderdelen zijn gemonteerd.
  2. Een zeeftrommel met lager en aandrijving met verschillende gatendiameters, of bovendien met verstelbare zeefvoeringen.
  3. Een beweegbare materiaaltrechter met bandafvoer.
  4. Een transportband onder de trommel om het fijne materiaal op te pikken.
  5. Een opvouwbare transportband voor het afvoeren van het fijne materiaal
  6. Een opvouwbare transportband voor het afvoeren van het overloopmateriaal
  7. Een haakarmsysteem conform DIN30722 voor gebruik met haakarmvoertuigen en aanhangers.
  8. Een optionele, permanent gemonteerde rups.
  9. Een optionele eTrack rupsband voor transport op de haakarmsysteem.
  10. Een stroomgenerator als er geen vaste stroomaansluiting beschikbaar is.
  11. Diverse deuren en sierdelen
  12. Hydraulische aandrijfeenheid en hydraulische onderdelen.

Functionele beschrijving

Machine

Het ingangsmateriaal wordt gescheiden door een zeeftrommel. Het fijne materiaal valt door de gaten (verschillende maten of zeefvoeringen beschikbaar). Het materiaal wordt door een schroef van de inlaat naar de uitlaat bewogen door de rotatie van de trommel.

Het fijne materiaal wordt op de transportband onder de trommel naar de afvoerband voor fijn materiaal getransporteerd en naar de zijkant afgevoerd. Het overloopmateriaal wordt via een afvoerband van het einde van de trommel naar achteren afgevoerd.

Beïnvloedende factoren

Deze factoren beïnvloeden de sortering:

  1. Trommelsnelheid: De motor is uitgerust met een snelheidsregeling. Het verhogen van de draaisnelheid versnelt de afgifte van de machine. Daardoor neemt de verwerkingscapaciteit toe en, onder bepaalde omstandigheden, de kwaliteit van de sortering af omdat het materiaal korter in de machine blijft.
  2. De voeding van de machine heeft een sterke invloed op het zeefproces. Te veel voederen in termen van volume of in pieken leidt tot verminderde zeefprestaties en kwaliteit. Zorg ervoor dat de trechter zo gelijkmatig mogelijk wordt gevuld met een zo gelijkmatig mogelijke laaghoogte.

Beoogd gebruik

De trommelzeef mag alleen worden gebruikt zoals bedoeld.

De trommelzeefmachine in verschillende uitvoeringen is bestemd voor het classificeren en zeven van zeefbare, vooraf losgemaakte en droge zeefgoederen.

De volgende materialen mogen als schermmateriaal worden gebruikt:

  1. Afgegraven grond
  2. Schors mulch
  3. Grind
  4. Zand
  5. Houtsnippers
  6. Groen afval
  7. Organisch afval
  8. Andere droge, zeefbare materialen

De machine moet tijdens het gebruik op het buitenterrein waterpas en vrij staan (geen direct aangrenzende zeefheuvels).

Binnen industriële gebouwen mag de machine alleen rechtstreeks op het net worden aangesloten (geen stroomvoorziening). Het gebouw moet voldoende hoog zijn om veilig te kunnen laden. Alleen de bevestigde steunen en niet het steunwiel mogen worden gebruikt om veilig te staan.

Het zeefgoed wordt in de bunker geladen met behulp van een grondverzetmachine of andere middelen. Handmatig laden is niet zoals bedoeld.

Het is noodzakelijk de in de gebruiksaanwijzing beschreven stappen te volgen.

In geval van afwijkingen is het noodzakelijk dat een hernieuwde risicobeoordeling in de zin van de machinerichtlijn wordt uitgevoerd en dat de wijzigingen worden gedocumenteerd in de desbetreffende documenten.

Gebruik van de machine voor andere dan de gespecificeerde doeleinden is verboden.

Andere beoogde toepassingen zijn het opstellen van de machine (in bedrijf stellen), het uitvoeren van reinigings- en onderhoudswerkzaamheden, alsmede het oplossen van storingen, het opheffen van storingen en het repareren volgens de gebruiksaanwijzing.

Neem de volgende instructies in acht voor een probleemloze werking:

Neem de volgende punten in acht om schade aan het apparaat te voorkomen: (Niet-inachtneming leidt tot uitsluiting van de garantie)

  1. Het aangevoerde materiaal mag alleen in losse, aangedrukte toestand aan de machine worden toegevoerd.
  2. Zware, grote vreemde stoffen moeten worden verwijderd voordat ze aan de machine worden toegevoerd.
  3. De stofbelasting in het werkgebied van de machine mag de wettelijk geldende grenswaarden van het gebruikersland niet overschrijden (in Duitsland moet de Bundes-Immissionskontrolle in acht worden genomen).
  4. Lange omvangrijke delen moeten worden verwijderd of opgelost/versnipperd.
  5. De afvoersnelheid van de transportbanden moet worden aangepast aan de prestaties van de machine en het te zeven materiaal.

Eisen voor het behoud van de functionaliteit van de machine:

  1. Het bijhouden en naleven van onderhouds-, service- en inspectieplannen/logboeken is verplicht voor het toekennen van garantieclaims. De fabrikant moet te allen tijde toegang hebben tot de onderhoudsgegevens.
  2. Defecten, storingen, schade of gebreken aan onderdelen of assemblages moeten binnen 24 uur schriftelijk aan de fabrikant worden gemeld indien aanspraak op garantie wordt gemaakt.

In geval van storingen, schade of defecten aan een of meer van de volgende onderdelen moet de machine onmiddellijk worden uitgeschakeld om gevolgschade te voorkomen:

  1. Elektrische schade / storing aan elektrische aandrijfcomponenten.
  2. Mechanische schade / defect aan veiligheidsuitrusting.
  3. Mechanische schade / fout aan aandrijfelementen / assemblages.
  4. Mechanische schade aan lagers en koppelingen.
  5. In geval van storingen, schade of fouten in andere elementen of groepen kan de machine na bevestiging door de fabrikant verder worden gebruikt tot het moment van reparatie.
  6. In de machine ingebouwde elementen of samenstellingen van andere in deze gebruiksaanwijzing genoemde fabrikanten zijn onderworpen aan de bedienings-, onderhouds-, service- en inspectievoorschriften van de desbetreffende fabrikanten, tenzij anders beschreven. Andersluidende toezeggingen betreffende afwijkingen van deze verstrekte documenten behoeven bevestiging door de desbetreffende fabrikant.
  7. Andersluidende toezeggingen over afwijkingen van de in deze handleiding beschreven eigenschappen/voorwaarden en de door de fabrikant verstrekte onderhouds-, service- en inspectieplannen/-protocollen moeten door de fabrikant schriftelijk worden bevestigd.
  8. De op het moment van levering van de machine geldende bedienings-, onderhouds-, service- en inspectievoorschriften zijn geldig.

De geldigheid blijft voor de gebruiker bestaan zolang de fabrikant de klant geen actuelere bedienings-, onderhouds-, service- en inspectie-instructies heeft verstrekt en heeft aangegeven dat deze aan de voorschriften voldoen. De fabrikant behoudt zich het recht voor om in het belang van de vooruitgang wijzigingen aan te brengen in de bedienings-, onderhouds-, service- en inspectievoorschriften en technische wijzigingen.

Ontoelaatbaar gebruik / voorzienbaar misbruik

Redelijkerwijs te voorzien misbruik bestaat met name door het inbrengen van zeefmateriaal dat niet voor deze machine is goedgekeurd (bijvoorbeeld brandbare of explosieve stoffen, zeer vochtig of nat zeefmateriaal, stenen of metaal boven een bepaalde korrelgrootte).

Materialen met zeer grove bestanddelen (korrelgrootte > 300 mm), met name grove stenen, beton, metalen delen (> 10 kg) of licht ontvlambare stoffen mogen niet worden ingecheckt.

Het is verboden de trommelzeef te gebruiken in ongeschikte gebouwen (bijvoorbeeld onvoldoende hoge industriële hallen) of in de buurt van gevaarlijke explosieve atmosferen. Binnen gebouwen is het gebruik van stroomaggregaten niet toegestaan. Het bedienen van de machine in een niet-horizontale positie is niet zoals bedoeld.

Bovendien mag de machine niet in de buurt van bovengrondse elektrische leidingen worden geïnstalleerd.

Het gebruik van de machine met alleen het steunwiel is niet zoals bedoeld. Het is niet toegestaan de machine in beladen toestand te vervoeren of handmatig (met de hand) of met een ongeschikte tractor te verplaatsen.

Interferentie met de bewegende machinedelen (bv. zeeftrommel) is verboden.

Voorts is het mogelijk dat bestaande beveiligingsinrichtingen worden ontmanteld of dat de bestaande sensoren worden gemanipuleerd of geactiveerd met andere middelen dan de daarvoor bestemde onderdelen.

Het bovengenoemde misbruik moet uitdrukkelijk worden verboden in de gebruiksaanwijzing en door middel van schriftelijke instructies. Bovendien moet het gebruik van het systeem uitdrukkelijk worden beperkt tot het bovengenoemde beoogde gebruik in de gebruiksaanwijzing.

Deze documentatie heeft uitsluitend betrekking op de werking van het toestel in de beschreven configuraties. In geval van wijzigingen in de samenstellingen van de configuratie moet de risicobeoordeling worden herhaald voor de betrokken delen van de installatie of, in geval van belangrijke wijzigingen in de zin van de Wet Productveiligheid, voor de desbetreffende machine.

In principe is het mogelijk en gebruikelijk om afzonderlijke op het systeem geïnstalleerde onderdelen te vervangen door onderdelen met een identieke constructie. Dit vormt geen belangrijke wijziging / substantiële wijziging in de zin van de EG-machinerichtlijn of de Wet Productveiligheid.

De fabrikant is niet aansprakelijk voor defecten aan machines of apparaten en persoonlijk letsel, zelfs aan onderdelen van het apparaat die niet door de fabrikant zijn geleverd, die het gevolg zijn van een of meer van de volgende oorzaken:

  1. Bij gebruik voor een ander doel dan beschreven onder “Beoogd gebruik”.
  2. In geval van wijzigingen aan de mechanica/elektriciteit/besturing door de klant of een derde zonder toestemming van de fabrikant.
  3. Niet-naleving van de specificaties voor bedrijfsmiddelen en niet-originele reserveonderdelen.
  4. Niet-naleving van de gebruiksaanwijzing en de daarin vervatte bedienings-, onderhouds- en inspectievoorschriften of ontbrekende en/of onvolledige onderhoudsdocumenten zoals door de fabrikant voorgeschreven.
  5. Invloed van onvoorspelbare fysische grootheden (bv. trillingen, massa, enz.) op de machine/installatie.
  6. Invloed van natuurlijke krachten en/of variabelen en/of bedrijfsomstandigheden/condities die niet door de fabrikant kunnen worden beïnvloed, alsmede ontoereikend onderhoud/onderhoud door een ontbrekende of ontoereikende onderhoudsstrategie.
  7. Onjuist gebruik en/of onjuiste bediening of verwijdering van afschermingen.
  8. Schade door het voeren van verkeerd zeefmateriaal.
  9. Natuurlijke of verhoogde slijtage van onderdelen / assemblages van het systeem / de machine, veroorzaakt door de bedrijfsomstandigheden van de machine / het systeem.
  10. Onjuiste of onvolledige documentatie van producten van andere fabrikanten die deel uitmaken van de machine.
  11. Gevolgschade veroorzaakt door een of meer van de onder “oneigenlijk gebruik” beschreven oorzaken.

Veiligheidsinstructies

Principe

  1. De machine/installatie is gebouwd volgens de stand van de techniek en de erkende veiligheidsvoorschriften. Niettemin kan er tijdens het gebruik gevaar voor lijf en leden van de gebruiker of derden of schade aan de machine en andere materiële goederen ontstaan.
  2. Gebruik de machine/het systeem alleen in perfecte technische staat en voor het beoogde doel, veiligheidsbewust en met inachtneming van de gebruiksaanwijzing! Met name storingen die van invloed kunnen zijn op de veiligheid moeten door opgeleid vakpersoneel worden verholpen.
  3. Gebruik de machine of het systeem nooit met een hogere snelheid dan aangegeven.
  4. Tot het bedoelde gebruik behoort ook het in acht nemen van de gebruiksaanwijzing en het naleven van de inspectie- en onderhoudsvoorwaarden.

Organisatorische maatregelen

  1. Bewaar de gebruiksaanwijzing altijd binnen handbereik op de plaats waar de machine/installatie wordt gebruikt!
  2. Aanvullend op de gebruiksaanwijzing de algemeen geldende wettelijke en andere bindende voorschriften ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu in acht nemen en instrueren!
  3. Deze taken kunnen bijvoorbeeld ook betrekking hebben op het hanteren van gevaarlijke stoffen of het verstrekken/dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen.
  4. De gebruiksaanwijzing aanvullen met instructies die toezichts- en rapportagetaken omvatten om rekening te houden met bijzondere operationele kenmerken, bijvoorbeeld met betrekking tot werkorganisatie, werkprocessen, ingezet personeel.
  5. Het personeel dat met het werk aan de machine is belast, moet de gebruiksaanwijzing en in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften hebben gelezen alvorens met het werk te beginnen. Het is te laat tijdens de werkopdracht. Dit geldt met name voor personeel dat slechts af en toe aan de machine werkt, b.v. tijdens het instellen of onderhoud.
  6. De veiligheid en het gevaarbewust werken van het personeel moeten regelmatig worden gecontroleerd overeenkomstig de gebruiksaanwijzing.
  7. Draag altijd de voorgeschreven “persoonlijke beschermingsmiddelen” (bijv. veiligheidsbril, helm, gehoorbescherming voetbescherming ademhalingsbescherming en andere noodzakelijke beschermingsmiddelen).
  8. Neem alle veiligheids- en gevareninstructies op de machine/installatie in acht!
  9. Maak uzelf vertrouwd met de noodstopfuncties van de machine of het systeem.
  10. Houd alle veiligheids- en gevarenaanduidingen op de machine leesbaar!
  11. Bij veiligheidsrelevante veranderingen aan de machine/installatie of het bedieningsgedrag dient u de machine/installatie onmiddellijk stil te zetten en de storing aan de verantwoordelijke instantie/persoon te melden!
  12. Beschermende voorzieningen (beschermroosters, beschermkappen of afdekkingen) mogen in geen geval worden verwijderd.
  13. Beschadigde schakelaars en beveiligingsinrichtingen moeten onmiddellijk worden vervangen.
  14. Breng zonder toestemming van de fabrikant geen veranderingen, toevoegingen of verbouwingen aan de machine/installatie aan die de veiligheid kunnen beïnvloeden! Dit geldt ook voor het aanbrengen en afstellen van veiligheidsvoorzieningen en voor het lassen aan dragende delen.
  15. Onderdelen die voor het transport gedemonteerd moeten worden, zorgvuldig weer in elkaar zetten en borgen voordat ze weer in gebruik worden genomen!
  16. Ga bij herinbedrijfname alleen te werk volgens de gebruiksaanwijzing!
  17. Omzeil nooit eindschakelaars of andere veiligheidsschakelaars.
  18. Reserveonderdelen moeten voldoen aan de door de fabrikant gespecificeerde technische eisen. Dit wordt altijd gegarandeerd met originele onderdelen.
  19. Vervang hydraulische slangen op voorgeschreven of geschikte tijdstippen, ook als er geen veiligheidsrelevante defecten zijn!
  20. Breng geen programmawijzigingen (software) aan in programmeerbare regelsystemen!
  21. De voorgeschreven intervallen of de in de gebruiksaanwijzing vermelde intervallen voor terugkerende tests/inspecties moeten in acht worden genomen.
  22. Maak de plaats en werking van brandblussers bekend!
  23. Let op het brandalarm en de brandbestrijdingsmogelijkheden!
  24. Aan de hand van een risicobeoordeling bepaalt en regelt de exploitant van de installatie het type, de omvang en de termijnen van de vereiste inspecties.

Personeelsselectie en -kwalificatie

  • Werkzaamheden aan/met de machine/installatie mogen alleen door betrouwbaar personeel worden uitgevoerd. Houd u aan de wettelijk toegestane minimumleeftijd!
  • Gebruik alleen opgeleid en geïnstrueerd personeel, leg de verantwoordelijkheden van het personeel voor bediening, instelling, onderhoud en service duidelijk vast!
  • Zorg ervoor dat alleen bevoegd personeel aan de machine werkt!
  • Bepaal de verantwoordelijkheid van de machinebediener en laat hem instructies van derden weigeren die in strijd zijn met de veiligheid!
  • Laat alleen personeel dat moet worden opgeleid, geïnstrueerd of een algemene opleiding volgt, onder voortdurende leiding en toezicht van een ervaren persoon aan de machine/installatie werken!
  • Werkzaamheden aan de elektrische uitrusting van de machine/installatie mogen alleen worden uitgevoerd door een erkend elektricien overeenkomstig de elektrotechnische voorschriften.
  • Alleen personeel met speciale kennis en ervaring in hydrauliek mag aan hydraulische apparatuur werken!
  • Werkzaamheden aan de elektrische onderdelen van de machine mogen alleen door opgeleide en geïnstrueerde elektriciens worden uitgevoerd.

Veiligheidsvoorschriften voor specifieke gebruiksfasen

  1. Maak uzelf vertrouwd met de werkomgeving op de locatie voordat u met het werk begint. De werkomgeving omvat bijvoorbeeld de obstakels in de werk- en verkeersgebieden.
  2. Neem maatregelen om ervoor te zorgen dat de machine/installatie alleen in een veilige en functionele toestand wordt gebruikt!
  3. Gebruik de machine alleen als alle beveiligingen en veiligheidsvoorzieningen, bijv. afneembare beveiligingen, noodstopvoorzieningen, geluidsisolatie, afzuiginrichtingen, aanwezig zijn en functioneren!
  4. Verwijder al het gereedschap of andere vreemde voorwerpen uit het werkgebied voordat u de machine start.
  5. Controleer de machine/installatie ten minste eenmaal per dienst op uiterlijk zichtbare schade en defecten. Meld alle opgetreden veranderingen (ook die in het bedieningsgedrag) onmiddellijk aan het verantwoordelijke bureau/de verantwoordelijke persoon. Stop de machine zo nodig onmiddellijk en zet haar vast.
  6. Vóór het begin van de werkzaamheden moeten alle draaiende machineonderdelen dagelijks worden gecontroleerd op opgehoopte vreemde voorwerpen en moeten alle bewegende elementen worden gecontroleerd op ingesloten vreemde voorwerpen en zo nodig worden verwijderd (brandgevaar).
  7. Bij storingen de machine/installatie onmiddellijk stopzetten en beveiligen! Storingen onmiddellijk verhelpen.
  8. In- en uitschakelprocedures, bedieningsdisplays volgens de gebruiksaanwijzing in acht nemen!
  9. Schakel de afzuig- en ventilatievoorzieningen niet uit of verwijder ze terwijl de machine in werking is!
  10. Controleer voor het inschakelen van de machine/installatie of niemand door de startende machine/installatie in gevaar kan worden gebracht!
  11. Schakel de machine/installatie pas in als alle andere personen in de buurt van de machine/installatie zijn gewaarschuwd en zich uit het werkgebied hebben verwijderd.
  12. Houd het werkgebied vrij van obstakels waarover iemand kan struikelen en op een werkende machine of apparatuur kan vallen.
  13. Ga nooit zitten of staan op voorwerpen waarmee u tegen de machine of het systeem zou kunnen vallen.
  14. Laat de machine/installatie tijdens de werking nooit onbewaakt achter.
  15. Zorg ervoor dat u uw vingers, handen of andere lichaamsdelen niet in de machine of het systeem of in de buurt van bewegende delen steekt wanneer de besturingscircuits actief zijn!
  16. Vermijd werkwijzen die de stabiliteit van de machine aantasten!
  17. De lucht-, hydraulische en elektrische verbindingen moeten worden uitgeschakeld wanneer de machine of het systeem niet in bedrijf is.
  18. Beveiligingsinrichtingen mogen pas worden geopend nadat de machine of installatie tot stilstand is gekomen.

Speciale werkzaamheden binnen het toepassingsgebied van de machine

Onderhoudsactiviteiten en probleemoplossing in de workflow

  1. Neem de in de gebruiksaanwijzing vermelde instel-, onderhouds- en inspectieactiviteiten en termijnen in acht, inclusief informatie over de vervanging van onderdelen/apparatuur! Deze activiteit mag alleen door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
  2. Alle reparatiewerkzaamheden moeten altijd worden uitgevoerd wanneer de machine stilstaat.
  3. Informeer het bedieningspersoneel voordat u met speciale en onderhoudswerkzaamheden begint! Noem de supervisor!
  4. Bij alle werkzaamheden met betrekking tot de bediening, productieaanpassing, ombouw of instelling van de machine/installatie en uw veiligheidsuitrusting alsmede inspectie, onderhoud en reparatie, dient u de in- en uitschakelprocedures volgens de gebruiksaanwijzing en de aanwijzingen voor onderhoud in acht te nemen!
  5. Beveilig de onderhoudsruimte zo ver als nodig is!
  6. Als de machine/installatie tijdens onderhouds- en reparatiewerkzaamheden volledig wordt uitgeschakeld, moet zij worden beveiligd tegen onverwacht opnieuw inschakelen:

Vergrendel de hoofdbedieningsapparaten en verwijder de sleutel en/of bevestig een waarschuwingsbord aan de hoofdschakelaar.

Opmerking: Voor een maximale bescherming moet de stroombron worden afgesloten met een slot waarvan slechts één persoon de sleutel heeft. Dit voorkomt dat iemand per ongeluk de stroom naar de machine of het systeem inschakelt terwijl er onderhoud wordt gepleegd.

  1. Houd alle handgrepen, treden, leuningen, platforms en ladders vrij van vuil!
  2. Reinig en spoel de machine/installatie volgens de instructies in deze handleiding.
  3. Controleer na het reinigen alle brandstof-, motorolie- en hydrauliekolieleidingen op lekkage, losse verbindingen, schuurplekken en beschadigingen! Verhelp onmiddellijk alle geconstateerde gebreken!
  4. Draai schroefverbindingen die bij onderhouds- en reparatiewerkzaamheden zijn losgemaakt altijd vast!

Opmerkingen over speciale soorten gevaren

Elektrische energie

  1. Driefasige contactdozen moeten een rechtsdraaiend veld hebben (VDE0100, deel 600, ABS 14).
  2. Gebruik alleen originele zekeringen met de voorgeschreven stroomsterkte! Bij storingen in de elektrische voeding de machine/installatie onmiddellijk uitschakelen!
  3. Werkzaamheden aan elektrische installaties of apparaten mogen alleen worden uitgevoerd door een erkend elektricien of door een elektrisch geïnstrueerd persoon (EUP) onder leiding en toezicht van een erkend elektricien overeenkomstig de elektrotechnische voorschriften.
  4. Machine- en installatieonderdelen waaraan inspectie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden worden verricht, moeten, indien voorgeschreven, spanningsloos worden gemaakt. Controleer eerst of de blootgestelde delen spanningsvrij zijn, aard ze dan en sluit ze kort en isoleer de aangrenzende delen onder spanning!
  5. De elektrische uitrusting van een machine/installatie moet regelmatig worden geïnspecteerd/getest. Defecten zoals losse verbindingen of verschroeide kabels moeten onmiddellijk worden gerepareerd.
  6. Indien werkzaamheden aan onder spanning staande delen noodzakelijk zijn, moet een tweede persoon worden ingeschakeld om in noodgevallen de noodstop of hoofdschakelaar met spanningsvrijgave te bedienen. Sluit het werkgebied af met een rood-witte veiligheidsketting en een waarschuwingsbord. Gebruik alleen spanningsgeïsoleerd gereedschap!
  7. Bij werkzaamheden aan hoogspanningsinstallaties de voedingskabel na uitschakeling van de spanning met aarde verbinden en de componenten, bijv. condensatoren, met een aardingsstaaf kortsluiten!

Gas, stof, stoom, rook

  1. Voer alleen las-, brand- en slijpwerkzaamheden aan de machine/installatie uit als dit uitdrukkelijk is goedgekeurd. Er bestaat brand- of explosiegevaar!
  2. Vóór het lassen, branden en slijpen de machine/installatie en haar omgeving reinigen van stof en brandbare stoffen en zorgen voor voldoende ventilatie (explosiegevaar!).
  3. Bij werkzaamheden in besloten ruimten zo nodig de bestaande nationale voorschriften in acht nemen!

Hydraulica, pneumatiek

  1. Werkzaamheden aan hydraulische apparatuur mogen alleen worden uitgevoerd door personen met speciale kennis en ervaring op het gebied van hydraulica!
  2. Controleer alle leidingen, slangen en schroefverbindingen regelmatig op lekkage en uiterlijk zichtbare beschadigingen! Verwijder beschadigingen onmiddellijk! Uitspattende olie kan verwondingen en brand veroorzaken.
  3. Te openen installatiedelen en drukleidingen (hydraulisch, perslucht) drukloos maken alvorens met de reparatiewerkzaamheden te beginnen volgens de montagebeschrijvingen!
  4. Hydraulische en persluchtleidingen goed leggen en monteren! Haal geen verbindingen door elkaar! Fittingen, lengte en kwaliteit van de slangen moeten aan de eisen voldoen.

Lawaai

  1. De omkastingen van de machine en de geluidsisolerende voorzieningen op de machine/installatie moeten zich tijdens het bedrijf in de bedrijfsstand bevinden.
  2. Draag voorgeschreven persoonlijke gehoorbescherming!

Oliën, vetten en andere chemische stoffen

  1. Wees voorzichtig met hete bedrijfs- en hulpstoffen (verbrandingsgevaar)!
  2. Bij de omgang met oliën, vetten en andere chemische stoffen de voor het product geldende veiligheidsvoorschriften in acht nemen!

Gebruiksaanwijzing

Let op de aanwijzingen in de respectieve hoofdstukken, die voorzien zijn van een extra waarschuwingssymbool.

Transport

Haakarm en mobiele kettinguitvoering

Voor het optillen kunnen geschikte industriële vrachtwagens of kranen worden gebruikt. Deze takels mogen alleen worden bevestigd aan de daarvoor bestemde bevestigingspunten. Let erop dat bij een oneffen ondergrond de machine goed moet worden vastgezet om te voorkomen dat deze wegglijdt of opzij rolt!

Bij alle transport-, hef- en verplaatsingswerkzaamheden moeten alle relevante veiligheidsvoorschriften in acht worden genomen. Dit houdt ook in dat alleen geteste en geschikte hijsmiddelen mogen worden gebruikt!

Als algemene regel geldt: reik nooit onder een hangende last. De machine kan zeer langzaam worden verplaatst met geschikte vastzetinrichtingen of aandrijfvoertuigen, mits de voorgenomen transportroute naar behoren is beveiligd.

Alleen geautoriseerde voertuigen mogen de haaklift vervoeren en vergrendelen. Bij transport op een bouwmachineaanhanger of vrachtwagen moet de machine worden vastgezet op de daarvoor bestemde bevestigingspunten in overeenstemming met de relevante voorschriften. De volgende transportvoorbereidingen moeten worden uitgevoerd voordat de machines op een haakarmvoertuig worden geladen of gemonteerd.

Transportvoorbereidingen

  • Zet alle losse onderdelen van de machine vast.
  • Sluit deksels/openingen van tanks voor bedrijfsvloeistoffen af.
  • Ontdoe de machine van grof en los vuil.
  • Zet de transportbanden in transportstand en vergrendel ze indien nodig.
  • Zet, indien beschikbaar, de eTrack in de transportstand en schakel uit.
  • Vergrendel en blokkeer alle deuren (hang ook de zijdeuren aan de veiligheidstouwen).

Ankerpunten

De machine heeft vier bevestigingspunten op de hoeken. Deze zijn zowel geschikt voor het vastsjorren aan een laadruimte als voor transport met een kraan. Gebruik bij transport met een kraan hijsbalken om te voorkomen dat de stroppen de machine raken. Wees bijzonder voorzichtig met de reinigingsborstel om beschadiging van de bekleding te voorkomen.

Hefapparatuur moet zo worden gekozen en gebruikt dat personen geen gevaar lopen. Hijs- en hefmiddelen voor lasten moeten altijd worden gebruikt waarvoor ze bedoeld zijn. Het beoogde gebruik wordt gespecificeerd in de gebruiksaanwijzing van de fabrikant. Tijdens het gebruik moet de inhoud van de gebruiksaanwijzing in acht worden genomen. Neem ook de geldende voorschriften in het land van gebruik in acht. Duitsland: Neem DGUV-regel 109-017 in acht. Het is verboden om onder de hangende last te blijven.

Wanneer de machine met rupsbanden of eTrack op een bouwmachineaanhanger of vrachtwagen wordt geladen, moet het volgende in acht worden genomen.

  • Het laden mag alleen worden uitgevoerd op een stabiele ondergrond.
  • Het voertuig moet voldoende laadvermogen en afmetingen hebben.
  • Het voertuig moet waterpas staan en beveiligd zijn tegen kantelen (steunen).
  • Oprijplaten moeten een voldoende kleine hellingshoek hebben (<10°).
  • De rupsbanden onder de rupsbanden moeten voldoende tractie hebben (gebruik indien nodig rubberen matten).
  • Zet de rupsband op lage snelheid om omhoog te rijden.
  • Houd rekening met het maximale klimvermogen van de machine (<20°).

Veiligheidsvoorschriften

  • Alleen geschikte, onbeschadigde en volledig functionerende transportmiddelen met voldoende draagvermogen gebruiken!
  • Transportafmetingen en transportgewicht (max. opbouwgewicht) in acht nemen.
  • Breng de nodige transportvergrendelingen en transportinrichtingen aan.
  • Bevestig transport-/slingeruitrusting alleen op de daarvoor bestemde punten.
  • Beveiligd tegen uitglijden.
  • Let op het zwaartepunt.
  • Vermijd een schokkerige afwikkeling.
  • Leef de voorschriften ter voorkoming van ongevallen en de plaatselijke voorschriften na.
  • Transporteer de machine voorzichtig, til, ondersteun of duw niet op gevoelige onderdelen zoals de besturingskast, transportbanden, betimmering, enz.

Opslag

Bij langdurige opslag moeten de volgende instructies in acht worden genomen.

  1. Opslag in een gesloten ruimte.
  2. Bescherm het apparaat tegen vocht.
  3. Condensatie als gevolg van hoge vochtigheid en temperatuurschommelingen moet worden vermeden.
  4. Voor en na een langere opslagperiode moeten alle lagerpunten worden gesmeerd volgens de onderhouds- en inspectieschema’s.
  5. Na een langere opslagperiode moeten alle onderdelen (kabels, rubber) die onderhevig zijn aan een natuurlijk verouderingsproces worden gecontroleerd op geschiktheid / bruikbaarheid.
  6. Neem de opslagvoorschriften van de betreffende fabrikant van het aggregaat in acht.

Overzicht van de machine

Gremac e3h (haakarmsysteem)

  1. Haak voor montage met haaklift
  2. Bunker (maximale belasting: 3000 kg)
  3. Zeeftrommel
  4. Linkerklep (controle)
  5. Schoonmaakborstel
  6. Verzamelvolume onder de zeeftrommel
  7. Opvouwbare voorraadband voor zeefgoed
  8. Opvouwbare opslagband voor overmaats graan
  9. Haak lift frame
  10. Scharnierend deksel via trommelaandrijving
  11. Bedieningspaneel links (optioneel)
  12. Steunvoeten
  13. Voordeur
  14. Onderhoudsdeuren Links
  15. Zijdeur op schermtrommel
  16. Bedieningspaneel rechts (standaard)
  17. Rechterklep (stroomgenerator)
  18. Haakarm wielen

Gremac e3k (Kettenmobil)

  1. Kettingaandrijving
  2. e3 haakarmsysteem

Inbedrijfstelling

Line-up

Vóór de ingebruikneming moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  1. De grond waarop de machine wordt geplaatst moet vlak zijn en voldoende draagvermogen hebben.
  2. Installatie in de nabijheid van bovengrondse elektriciteitsleidingen is verboden of er moet voldoende afstand worden bewaard.
  3. De machine moet horizontaal worden uitgelijnd met de mechanische steunen. Het steunwiel moet volledig onbelast zijn.
  4. Omgevingstemperaturen van meer dan 35°C moeten worden vermeden. Zij kunnen ertoe leiden dat de motor niet meer voldoende warmte kan afvoeren naar de omgeving, waardoor de machine zal uitvallen.

Toegankelijkheid

Indien het toestel voor langere tijd op één plaats wordt geïnstalleerd, moet ervoor worden gezorgd dat alle onderdelen die onderhoud behoeven gemakkelijk bereikbaar zijn. De veiligheidszone van 5 m rondom moet ook in acht worden genomen.

Elektrische aansluiting

De machines zijn ontworpen volgens de VDE-voorschriften. Controleer voor het aansluiten op het lichtnet of er een geschikte aansluiting is. Als u hierover vragen hebt, neem dan contact op met de elektricien die verantwoordelijk is voor de stationaire elektriciteitsinstallatie.

Verbindingswaarden

De waarden voor het desbetreffende machinetype zijn te vinden in de technische gegevens.

Het apparaat op het lichtnet aansluiten

Controleer voor het aansluiten van de machine of de netspanning en netfrequentie geschikt zijn voor de machine (zie typeplaatje). Bij afwijkingen mag de machine niet worden aangesloten.

De kleuren van de afzonderlijke kernen van de toevoerleiding:

Geel/groen: aardleiding

Blauw: Neutrale geleider

Zwart-bruin-zwart: zijn de 3 driefasige stroomfasen (buitenste geleiders), aanduiding in het schakelschema L1, L2, L3

Paars/wit: stuurlijnen 24V/0V

Werking van de machine met een stroomgenerator

Wanneer u de machine gebruikt met een stroomgenerator, raadpleeg dan de folder “Gebruik van een stroomgenerator met trommelzeefmachines”.

Controle / Systeemintegratie

  1. Let bij de elektrische installatie op de juiste draairichting van het lichtnet.
  2. In geval van een noodstop moeten alle drie de fasen (L1, L2, L3) van het net worden losgekoppeld. Stoppen door het uitschakelen van de stuurstroom is niet toegestaan. Neem de geldende voorschriften in acht.
  3. Een beveiligingstest volgens VDE moet worden uitgevoerd door een gekwalificeerde elektricien vóór de inbedrijfstelling. In geval van een fout of storing moeten ook alle transportsystemen worden stopgezet Daarbij moet rekening worden gehouden met de beginselen van functionele veiligheid.
  4. De machine moet worden opgenomen in het noodstopcircuit. Aan deze integratie mogen geen extra gevaren verbonden zijn.
  5. Bij het ontwerp van veiligheidssystemen moeten de toepasselijke nationale en internationale normen en wetten in acht worden genomen.

Voor verdere technische details van de motorreductoren / frequentieomvormers of andere elektrotechnische componenten moet de documentatie van de desbetreffende fabrikanten in de bijlage, alsmede de relevante technische normen en voorschriften in acht worden genomen.

Extract voor stroomgenerator

De machine heeft aan de rechterkant een uitschuifbare ruimte voor een stroomgenerator. Raadpleeg het informatieblad over het gebruik van een stroomgenerator om de juiste stroomgenerator te kiezen.

  1. Uittreksel
  2. Vergrendeling
  3. Stroomgenerator

Maximale afmetingen van de generator

Lengte: 2000 mm

Breedte: 750 mm

Hoogte: 950 mm

Gewicht: max. 1000 kg

Bij gebruik van een stroomgenerator moet ervoor worden gezorgd dat de uitlaatgassen op betrouwbare wijze uit de motorruimte kunnen ontsnappen. Een uitlaatsysteem is daarvoor absoluut noodzakelijk.

Zorg ervoor dat de machine op een vlakke ondergrond staat en niet in de uittrekrichting hangt, voordat u de veiligheidsvergrendeling loslaat. Er bestaat verwondingsgevaar als het uittrekelement ongecontroleerd uitschuift.

Instellingen en bediening

De machine moet worden opgesteld op een vlakke en draagkrachtige ondergrond. Het gebied onder de steunpoten kan worden vergroot met geschikt substructiemateriaal.

Afhankelijk van de uitrusting van de machine moet het haakarmframe zo worden geplaatst dat het horizontaal op de vloer of op de mechanische steunpoten rust. Om ongelijkmatige vloeren te compenseren, kunnen de frame/steunvoeten worden ondersteund met hout/onderconstructies. Op machines met hydraulische steunpoten kan de machine met één druk op de knop waterpas worden gezet.

Hydraulische steunpoten

De machine is optioneel verkrijgbaar met hydraulische steunpoten.

  1. Steunvoeten vooraan
  2. Achterste steunpoten
  3. Besturingseenheid voor steunpoten

Besturingseenheid voor de steunpoten links achteraan de machine.

  1. Rechtsachter omhoog/omlaag
  2. Linksachter omhoog/omlaag
  3. Rechtsvoor omhoog/omlaag
  4. Linksvoor omhoog/omlaag
  5. Automatisch omhoog/omlaag
  6. Noodstop

De steunpoten kunnen zowel handmatig als automatisch worden afgesteld op de steunpootbediening. In de automatische modus worden de voorste en achterste voet afwisselend aangestuurd. Druk op de knop tot de gewenste hoogte is bereikt. Om de machine exact horizontaal uit te lijnen, kunnen de handmatige knoppen worden gebruikt voor bijstelling. Onder de besturing bevindt zich een waterpaslibel waarmee de positie van de machine kan worden bepaald.

Om ongelijkmatige vloeren te compenseren, kunnen de frame/steunvoeten worden ondersteund met hout/onderconstructies.

Energievoorziening

De machine kan van stroom worden voorzien via een stroomgenerator of stationaire stroom via een CEE driefasige kabel. Afhankelijk van de uitrusting heeft de machine een aangesloten vermogen tot 26 kW.

Omschakelen tussen de voedingstypes gebeurt door de CEE driefasenstekker opnieuw aan te sluiten. De machine moet worden uitgeschakeld voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Daartoe moet de hoofdschakelaar in de stand “OFF” staan.

De stekker bevindt zich aan de rechterkant van de machine bij de parkeerstand van de generator. De hoofdschakelaar bevindt zich aan de rechterkant van de schakelkast.

Na het tot stand brengen van de verbinding en, indien nodig, het starten van het aggregaat, moet de hoofdschakelaar in de stand “ON” worden gezet. De besturingseenheid wordt nu van stroom voorzien en start. De besturingseenheid is na ongeveer 10 seconden klaar voor gebruik. Nadat de stroom is ingeschakeld, staat de besturingseenheid in de noodstopmodus om te voorkomen dat onderdelen automatisch opstarten.

Noodstop

De machine heeft verschillende noodstopschakelaars (op het bedieningspaneel, aan de achterkant van de machine, op de kabelafstandsbediening). Door op de rode knoppen te drukken wordt de noodstop geactiveerd. De machine stopt onmiddellijk. Alle aandrijvingen zijn uitgeschakeld. Als een stroomgenerator wordt gebruikt, blijft deze draaien, ook al is de noodstop geactiveerd. De generator moet bij de eenheid zelf worden gestopt.

(1: Noodstop op de besturingseenheid)

  1. Noodstop
  2. Startknop
  3. Stop-/resetknop
  4. Postcodecomponent
  5. Snelheidscomponent

Zodra de noodstop is geactiveerd, knippert de toets “Stop/Reset” rood. Om de noodstop uit te schakelen, moet hij worden uitgetrokken om hem te ontgrendelen. Om te resetten moet de toets “Stop/Reset” ten minste 3 seconden ingedrukt worden gehouden. Hierna gaat het rode display uit en knippert de “Start”-toets groen. De machine is nu klaar om op te stijgen.

Operationele eenheid

De functies van de machine worden bediend via het bedieningspaneel aan de linker voorzijde van de machine.

(Afb. bedieningseenheid)

Knoppen en displays op de bedieningseenheid

  1. Noodstop (ingedrukt: noodstop geactiveerd; getrokken: noodstop gedeactiveerd)
  2. Stop-/resetknop met LED
  3. Startknop met LED
  4. Hopperband aan/uit met LED
  5. Bunkerband snelheid aanpassing
  6. Schermtrommel aan/uit met LED
  7. Regeling van de zeeftrommelsnelheid
  8. Collectieve aan/uit-strip met LED
  9. Collectieve aanpassing van de bandsnelheid
  10. Fijngoedtransportband aan/uit met LED
  11. Fijne materiaalband Snelheidsaanpassing
  12. Overcorn band aan/uit met LED
  13. Overmaatse riem Snelheidsaanpassing
  14. Reserve

LED-signalen

Stop-/resetknop (2)

  1. Rood knipperend: Noodstop geactiveerd
  2. Brandt permanent rood: Storing

Startknop (3)

  1. Groen knipperend: machine klaar om te starten
  2. Brandt permanent groen: Machine gestart

Componentenkeuzeschakelaar (4, 6, 8, 10, 12)

  1. Knippert wit: Storing
  2. Permanent licht: component gestart/lopend

Potentiometer voor componenten (5, 7, 9, 11, 13)

De snelheid van de betreffende component instellen.

Vouwen en ontvouwen van transportbanden

De opvouwbare transportbanden worden in- en uitgeklapt of versteld met behulp van de ingebouwde hydrauliek. De transportbanden kunnen onder elke hoek worden gebruikt. De hoek en snelheid moeten worden aangepast aan het materiaal in kwestie. De snelheid moet zo worden gekozen dat de transportcapaciteit overeenkomt met de huidige doorvoer van de betreffende fractie. Als het materiaal naar achteren begint te rollen, vooral op de overmaatse korrelband, moet u de invalshoek van de transportband verkleinen of de snelheid verlagen zodat een hogere materiaalbelasting op de transportband voorkomt dat het materiaal naar achteren rolt. Hiervoor moet de doorvoersnelheid mogelijk worden verlaagd.

Let op: Het is verboden om tijdens het vouwproces onder de transportbanden te blijven!

Verwijder indien nodig alle transportvergrendelingen voordat u de transportband aanpast. Deze bevindt zich aan de linkerkant van de transportbanden.

Let op: Zorg ervoor dat er zich geen mensen in de gevarenzone bevinden voordat u de afstelling bedient. Let tijdens het afstellen op de gevarenzone.

Het gebruik van de transportband in de transportstand is verboden.

De transportbanden worden afgesteld met het bedieningspaneel aan de achterkant van de machine. De noodstop moet ontgrendeld zijn en de machine moet startklaar zijn (groene startknop knippert) voordat deze wordt bediend. De noodstop wordt opgeheven door 3 seconden op een stopknop te drukken.

  1. Noodstop
  2. Storing LED
  3. Start/Stop+Reset
  4. Het cornuabandje omhoog/omlaag brengen
  5. De fijnvoerband omhoog/omlaag doen
  6. Buigen/rekken van fijn materiaal

Door op de betreffende functie te drukken, wordt het hydraulisch systeem automatisch gestart en wordt de functie uitgevoerd zolang de knop ingedrukt blijft.

De machine starten

Handmatige bediening

  1. De rode LED van de “Stop/Reset” knop (2) knippert: Ontgrendel alle noodstop knoppen en druk 3 seconden op de “Stop/Reset” knop. De rode LED gaat uit en de “Start” knop (3) begint groen te knipperen.
  2. Handmatige bediening van één component: Selecteer de betreffende component door de schakelaar (4, 6, 8, 10, 12) naar rechts te draaien. Door op de “Start”-knop (3) te drukken, start de besturingseenheid de geselecteerde onderdelen. De snelheid kan worden aangepast via de betreffende potentiometer.

Automatische werking

  1. De rode LED van de “Stop/Reset” knop (2) knippert: Ontgrendel alle noodstop knoppen en druk 3 seconden op de “Stop/Reset” knop. De rode LED gaat uit en de “Start” knop (3) begint groen te knipperen.
  2. Automatische werking: Selecteer alle componenten door de schakelaars (4 +6 + 8 + 10 + 12) naar rechts te draaien. De regelaar schakelt nu over op de automatische modus. Door op de “Start”-knop (2) te drukken, start de besturing alle onderdelen van de machine, te beginnen met de voorraadtransportbanden, vervolgens de zeeftrommel en tenslotte de trechter.

Opstartwaarschuwing

De machine heeft een claxon die het opstarten in automatische modus signaleert. Er klinken drie waarschuwingssignalen voordat de onderdelen opstarten. In de handmatige modus is er geen opstartwaarschuwing. Controleer altijd of er zich geen personen in de gevarenzone bevinden voordat u de machine start.

Stop machine

Druk op de “Stop/Reset” knop (2) om de machine te stoppen. De machine wordt ook gestopt zodra een keuzeschakelaar (4, 6, 8, 10, 12) van de componenten wordt in- of uitgeschakeld. Dit dient als veiligheidsmaatregel om onjuiste bediening te voorkomen.

Als zich tijdens het opstarten een probleem voordoet met een onderdeel (bv. verstopping), doet de regelaar verschillende pogingen om het onderdeel te starten. Als dit niet lukt, wordt de machine gestopt en wordt een foutmelding gegeven.

  1. De LED van de keuzeschakelaar van het betrokken onderdeel geeft een storing aan met een knippersignaal.
  2. De LED van de toets “Stop/Reset” brandt permanent rood.

Meer informatie over de storing is te vinden in het hoofdstuk Problemen oplossen.

Bunker vullen

De machine wordt gevuld door een wiellader, een graafmachine of een transportband. Zorg ervoor dat de bunker niet te vol is. Dit kan leiden tot een storing. De optimale vulhoogte mag niet hoger zijn dan de bovenrand van de trommelrand.

Om schade aan de machine te voorkomen, mag de machine alleen worden gevuld met zeefgoed dat onderdelen bevat die de volgende gegevens niet overschrijden.

Gewicht: max. 10 kg (hard: bv. stenen, metaal); max. 15 kg (Zacht: bv. hout, kluiten aarde)

Grootte: max. Randlengte: 50 cm

Als de machine permanent wordt gebruikt met grote zeefstukken, wordt het gebruik van een steenrooster op de vultrechter aanbevolen. Dit wordt gebruikt om grote stukken (>200 mm) vooraf te scheiden en zo de machine te beschermen en de doorvoer te verhogen.

Lastafhankelijke trechterbesturing

Wanneer de belastingsgrens van de trommelaandrijving wordt bereikt, wordt de vultrechter en dus de materiaaltoevoer naar de trommel gestopt om overvulling en dus stilstand te voorkomen. Het voer wordt automatisch opnieuw gestart wanneer de belastingslimiet wordt onderschreden. Indien er na drie omkeringen nog steeds een overbelasting van de trechteraandrijving is, wordt de machine gestopt en wordt een foutmelding gegeven (de keuzeschakelaar voor de trechterband knippert).

Bunker Autoreverse

Wanneer de lastlimiet van de trechteraandrijving wordt bereikt, wordt de trechter automatisch korte tijd omgekeerd en opnieuw gestart in de transportrichting. In geval van overvulling van de trechter of zeer grote onzuiverheden in het te verwerken zeefgoed voorkomt dit overbrugging en zorgt het voor een betere materiaalstroom.

De functie kan ook handmatig worden uitgevoerd door de starttoets ingedrukt te houden. Na drie seconden keert de bunker om zolang de knop ingedrukt wordt gehouden. Na het loslaten van de knop beweegt de trechter weer in de richting van de zeeftrommel.

Bij gebruik van een afstandsbediening kan de functie worden geactiveerd door op de knop te drukken.

Transportsnelheid

De snelheid van de transportband kan op de bedieningseenheid worden ingesteld. De instelling moet altijd worden gekozen wanneer de bunker vol is en is dus de maximale doorvoer.

Afhankelijk van het te zeven materiaal is het noodzakelijk de snelheid van de transportband van de trechterband aan te passen om optimale zeefprestaties van de machine te verkrijgen.

Zeefcapaciteit

Optimale zeefprestaties bereiken

De zeefcapaciteit van de machine hangt af van het te zeven materiaal, de toestand van het te zeven materiaal (bv. droog, nat, gelijmd) en de gewenste zeefsnede. De bunkersnelheid en de trommelsnelheid moeten zodanig worden gekozen dat de trommel niet wordt overvuld.

(Fig. Materiaal circulatie)

De roterende beweging van de trommel brengt het zeefgoed aan de rechterkant omhoog. Hoe hoger de snelheid van de trommel wordt gekozen, hoe verder deze naar boven wordt getransporteerd en op het hoogtepunt van de versnelling weer naar beneden valt, waardoor een circulerende roterende beweging ontstaat. Hierdoor wordt een optimale vermenging, reiniging door wrijving en uiteindelijk een optimale zeefwerking bereikt.

> Zeefgoed met een hoog aandeel delen van 40 mm

De trommel mag niet hoger worden gevuld dan het midden van de verticale lijn (blauwe markering) om verstoppingen door zeefgoed en slijtage en schade door vallende zware onderdelen te voorkomen.

< Zeefgoed met een hoog aandeel delen van 40 mm

Het vat mag worden gevuld boven de verticaal van het vat (blauwe markering). In dat geval moet rekening worden gehouden met de mate van scheiding en moet de bunkersnelheid zo nodig worden verlaagd.

Scherm gesneden

Afhankelijk van de gewenste zeefsnede kan de trommel met verschillende zeefmatten worden uitgerust. Maaswijdten van 5 x 5 mm tot 50 x 50 mm zijn beschikbaar.

De procedure voor het vervangen van de zeefmat staat in het hoofdstuk “Vervangen van zeefmatten”.

De vorm van de vertoningen beïnvloedt in wezen de vertoning. Zogenaamde runaways in het zeefgoed, d.w.z. grotere stukken dan de gewenste zeefsnede, zijn vaak te wijten aan een langwerpige vorm of een te hoge snelheid van de zeeftrommel.

Indien het gewenste zeefresultaat overwegend te groot is, moet de zeefmat met de eerstvolgende kleinere maaswijdte worden gebruikt. Afwijkingen in het zeefgedeelte kunnen bij trommelzeven niet volledig worden voorkomen en vormen derhalve geen garantiegeval.

Mogelijke oorzakenVerhuizing
De overmaat bevat nog veel zeefmateriaal dat kleiner is dan de zeefsnede.– Te veel materiaal in de trommel. Verlaag de bunkersnelheid.
– Trommelsnelheid te laag, verhoog snelheid.
– Te plakkerig materiaal. Laat het materiaal drogen.
Er zitten veel grotere stukken in de zeefractie.– Zeefmaas te groot. Monteer de zeefmat met een kleinere zeefmaas op de trommel.
– Een te hoge trommelsnelheid veroorzaakt “lekke banden”. Verminder de snelheid.
– Te weinig zeefgoed in de trommel, materiaal bijvullen.

Transportbanden

De machine heeft vier transportbanden

  1. Bunker transportband
  2. Transportband voor het verzamelen van het fijnstof
  3. Transportband voor fijn materiaal
  4. Transportband voor te grote korrels

Preventieve maatregelen

  1. Verwijder regelmatig vuil en aanslag van de transportbanden.
  2. Controleer de spanning en de sporing van de transportband alvorens met het werk te beginnen.
  3. Regelmatig onderhoud van de schrapers en de lagers van de transportbanden.
  4. Vervang versleten ruitenwissers en afdichtingen in een vroeg stadium.
Mogelijke oorzakenVerhuizing
Transportband loopt naar één kant– Controleer op vuil onder de riem en verwijder het.
-Corrigeer de loop van de transportband.
Motorbeveiliging schakelt uit / frequentieomvormer geeft fout “E-triP” aan– De transporteur heeft een zware gang.
– Verwijder opeenhopingen op de transportband en eventuele verstoppingen.
– Controleer de loop van de riem.
– Bij lage temperaturen is er een risico van zwaar lopen door bevriezing van de transportband. Zo nodig moet vóór gebruik worden ontdooid.
Transportband is gestart, maar beweegt niet.– Controleer de snelheidsinstelling van de transportband.
– Controleer of de frequentieregelaar handmatig is gestopt. En druk zo nodig op de “Start”-knop van de frequentieregelaar.

Instellen van de riemspanning

De transportbanden hebben vier verstelspillen voor het spannen van de band en het corrigeren van de sporing.

De riem wordt gespannen door de verstelspillen in de richting van de trommel (1) te verstellen. Door het verstellen in richting (2) wordt de riem verslapt.

Juiste riemspanning

De juiste riemspanning is ingesteld wanneer er geen slip is tussen de riem en de trommel. De riem kan een beetje doorhangen aan de onderkant. Dit heeft geen negatief effect op de werking van de transportband.

Een te grote voorspanning van de riem daarentegen leidt tot een onnodig hoge belasting van de lagers en de mechanische onderdelen en tot verhoogde slijtage.

De riem heeft de neiging van lengte te veranderen door temperatuurschommelingen, wat de riemspanning beïnvloedt. Controleer daarom regelmatig de spanning van de riemen bij grote temperatuurschommelingen.

Afstelling van de bandloop

Het recht volgen van de riem kan worden gecorrigeerd door de stelspillen te verstellen. Voer alleen correcties uit terwijl de transportband loopt. De aanpassing moet in kleine stapjes gebeuren. Stel niet meer dan een halve slag van de stelmoeren op de spillen af en kijk enige tijd hoe de correctie heeft uitgepakt voordat u een nieuwe correctie uitvoert.

De afstelling moet altijd zo gelijkmatig mogelijk zijn om verkeerde uitlijning van de aandrijf- en afbuigtrommels te voorkomen.

Fig. Correctie van de riemloop naar rechts door de riem aan de linkerkant te spannen.

Fig. Correctie van de riemloop naar links door de riem aan de rechterkant te spannen.

Afstelling van de trommelwissers

De afbuigingstrommel heeft een trommelschraper. Voor een goede werking moet de afstand tot de trommel tussen 1 en 3 mm bedragen. De ruitenwisser kan worden verplaatst door de bevestigingsschroeven aan beide zijden los te draaien.

(Afb. Trommelschraper)

Afstelling van de riemenwissers

De binnenste schraper is zwevend en rust door zijn eigen gewicht op de band. De mestschuif moet regelmatig worden gecontroleerd op slijtage en ondersteuning van de riem.

(Afb. Riemwisser)

Zeeftrommel

De machine heeft een zeeftrommel. Door de lengte van de trommel is het zeeflichaam in twee gelijke delen verdeeld. Twee zeefmatten met de gewenste zeefperforatie worden dienovereenkomstig op het basislichaam geklemd. Als alternatief zijn zeeftrommels met vaste perforatie verkrijgbaar.

  1. Trommelhuis – voorste helft
  2. Trommelhuis – achterste helft
  3. Schoonmaakborstel

Preventieve maatregelen

  1. Verwijder regelmatig vuil en aanslag van de trommel en de reinigingsborstel.
  2. Controleer voor aanvang van de werkzaamheden de juiste instelling van de trommelaandrijving en de trommelwielen.
  3. Onderhoud regelmatig de onderdelen van de trommel.
  4. Vervang een versleten ketting, aandrijfwiel, rollen en andere onderdelen in een vroeg stadium.

Oorzaken van storingen

Mogelijke oorzakenVerhuizing
Trommel draait te langzaam– Verhoog de snelheid op het bedieningspaneel.
De trommel maakt luide schrapende geluiden– Controleer de juiste instelling van de aandrijving op de trommel.
– Controleer of de waaiers volledig contact maken met de loopvlakken van de trommel.
– Controleer de afstand tussen de schotten en de trommel.
Frequentieomvormer toont fout “E-triP– De zeeftrommel heeft een zwaar tandwiel.
– Verwijder zo nodig hulpstukken en verstoppingen.
– Controleer de loop van de trommel.
Trommel draait niet gelijkmatig.– Slip tussen trommelketting en trommel.
– Controleer de slijtage van de aandrijfketting.
Zeefperforatie verstopt, verstopt zeer snel.– Afstelling van de reinigingsborstel niet correct.
– Zeefmateriaal te nat.
– Reinigingsborstel zit vast en moet worden schoongemaakt.
Aanzienlijk grotere delen worden gevonden in de zeeffractie– De zeefmat is beschadigd, er komen grote stukken door.
– De bevestiging van de zeefmat is losgeraakt, waardoor deze is gaan schuiven en de sluiting niet meer op de opvulplaat rust.

Zeefmat vervangen

Verwijder de kabelafstandsbediening uit de schakelkast voordat u met de werkzaamheden begint. Leid de afstandsbediening naar beneden uit de machine. Leun alleen de deur van de behuizing en sluit het zijpaneel. Open de zijdeur van de trommel.

Zet de onderhoudsdeur naar de bunker altijd vast met het meegeleverde veiligheidstouw. Als de machine wordt gekanteld of als er een windvlaag is, bestaat het risico dat de onderhoudsdeur ongecontroleerd dichtgaat en letsel veroorzaakt.

De machine moet onder spanning staan om de afstandsbediening te kunnen gebruiken, maar de machine mag niet worden gestart. Ontgrendel de noodstop door de “Stop/Reset” knop 3 sec. ingedrukt te houden.

De trommel wordt automatisch beveiligd tegen verdraaien wanneer de onderhoudsdeur wordt geopend. Om de trommel te kunnen draaien (handmatig of met de afstandsbediening), moet het slot ontgrendeld zijn. Druk hiervoor de vergrendelingsstang naar de trommel toe en houd deze ingedrukt zolang de trommel draait. Zodra de bedieningsstang weer wordt losgelaten, wordt de trommel automatisch weer vergrendeld tegen verdraaien.

  1. Vergrendelingsapparaat
  2. Zeeftrommel
  3. Zeeftrommelaandrijving

Laat de trommel met behulp van de afstandsbediening draaien totdat het aansluitpunt van de zeefmat zich op werkhoogte bevindt. Bedien de noodstop op de afstandsbediening om veilig aan de machine te kunnen werken.

Grijp nooit in draaiende delen terwijl de trommel draait en terwijl de machine onder spanning staat en ingeschakeld is. Er is een risico op letsel!

Bedien de kabelafstandsbediening alleen wanneer de gevarenzone zichtbaar is en er zich geen personen in de gevarenzone bevinden. Beveilig het werkgebied tegen toegang door onbevoegden.

  1. Scherm mat
  2. Verbindingsschroeven (4x)
  3. Bevestigingsschroeven
  4. Klemmenstroken

Zet het aansluitpunt van de schermmat vast met schroefklemmen, een kettingtakel of een ander geschikt middel om te voorkomen dat de schermmat ongecontroleerd openveert na het verwijderen van de klemschroeven.

Verwijder de klemschroeven en maak het hierboven beschreven gereedschap voorzichtig los.

De schermmat is nog met twee bevestigingsschroeven aan de trommel bevestigd.

Ontgrendel de noodstop en draai de trommel met de afstandsbediening. Trek de zeefmat uit de machine parallel aan de rotatie van de trommel.

Wanneer de zeefmatbevestiging zich op werkhoogte bevindt, stopt u de rotatie van de trommel en drukt u op de noodstop. Draai de bevestigingsschroeven van de zeefmat op de trommel los en verwijder de zeefmat.

Bevestig de nieuwe zeefmat aan de trommel. Ontgrendel de noodstop en draai de trommel met de afstandsbediening in de tegenovergestelde richting. Plaats de zeefmat in de machine parallel aan de rotatie van de trommel. Na het bereiken van de werkpositie stopt u de trommel en drukt u op de noodstop. Zet de schermmat vast met de klemschroeven en controleer of de schermmat goed zit.

Na vervanging kan de machine weer in gebruik worden genomen.

De randen van de zeefmatten kunnen scherpe kanten hebben. Er is een risico op letsel hier! Gebruik altijd geschikte handschoenen bij het hanteren van de zeefmatten.

De zeefmatten zijn gemaakt van verenstaaldraad, dat een weerstand heeft wanneer het op de trommel wordt geplaatst. Zorg er altijd voor dat de uiteinden van de schermmat worden vastgezet.

Door het ongecontroleerd stuiteren van de zeefmat bestaat gevaar voor letsel!

Schermtrommel vervangen

Als optie zijn zeeftrommels met vaste perforaties verkrijgbaar. De zeeftrommel kan hiervoor worden vervangen.

Volg de onderstaande stappen om de trommel te vervangen. Elke andere volgorde kan leiden tot schade aan de machine.

  • Open en vergrendel de trommeldeur.
  • Zet de trommelafdekking in de onderhoudspositie (ontgrendel de noodstop en maak de machine gebruiksklaar)
  • Schuif de trechter uit de trommel.

De trommel kan nu uit de machine worden getild met behulp van geschikt hefgereedschap. Zorg er bij het uitheffen voor dat de trommel wordt opgetild tot hij boven de zijgeleider staat. Het kan dan aan de zijkant worden verwijderd.

Trommelketting

De kracht wordt op de trommel overgebracht via een rollenketting die op de trommel is gespannen/gelast en waarin het aandrijfwiel grijpt. Tussen de ketting en het trommellichaam zorgt een ingelegde rubberen mat voor de nodige wrijving om het slippen van de ketting te voorkomen en concentriciteitstoleranties te compenseren. De ketting is ook aan de trommel gelast.

De twee kettingeinden worden verbonden door een kettingslot bij de uitsparing van de trommel. Voor het vervangen van de ketting is een speciaal spangereedschap nodig.

  1. Trommellichaam
  2. Ketting
  3. Kettingslot met stopblok
  4. Rubberen mat

Trommellagers / waaiers

De werking van de rollen en de slijtage moeten regelmatig worden gecontroleerd. De diameter van de wielen is 200 mm. Ze moeten worden vervangen als de diameter 190 mm is.

Zwenkarm met wielen (1-4)

De trommel wordt in axiale richting geleid door een rol (5).

Trommelaandrijving aanpassen

Het vermogen wordt via een kettingaandrijving van de tandwielmotor op de trommel overgebracht. Correcte inschakeling van het tandwiel is noodzakelijk om slijtage te minimaliseren. Bij luide loopgeluiden en stilstaande beweging moet de uitlijning van het aandrijfwiel worden bijgesteld.

  1. Verwijder de bescherming van de schijf
  2. Draai de bevestigingsschroeven van de motor los zodat deze op de bodemplaat kan worden bewogen. De schroeven moeten handvast zijn, zodat een duidelijke weerstand wordt gevoeld wanneer ze worden bewogen.
  1. Tandwielmotor – zeeftrommelaandrijving
  2. Aandrijfrondsel
  3. Zeeftrommel met aandrijfketting

De bevestigingsschroeven mogen alleen worden losgedraaid, maar niet volledig worden verwijderd. Anders bestaat het risico dat de motor neerstort en letsel veroorzaakt.

Lijn het aandrijfwiel centraal uit met de ketting op de trommel. Het tandwiel is axiaal zwevend. De motor moet zo worden gericht dat de as aan beide zijden van het tandwiel >10 mm uitsteekt. Draai de trommel met de hand totdat het hoogste punt (in verband met toleranties) van de trommel in contact is met het aandrijfwiel. Duw de motor naar de trommel totdat het aandrijfwiel volledig in de ketting grijpt. Draai de schroeven van de motorbevestiging lichtjes aan.

Om de juiste instelling te controleren laat u de trommel langzaam draaien met behulp van de kabelafstandsbediening. Pas aan indien nodig. Draai na het afstellen de motorbevestigingsschroeven vast en plaats de beschermkap terug.

  1. Tandwielmotor – zeeftrommelaandrijving
  2. Bevestigingsschroeven
  3. Tandwiel
  4. Trommelketting

(Fig. Centrale uitlijning van het tandwiel op de trommelketting)

De kettingaandrijving is onderhevig aan natuurlijke slijtage. Wanneer de “slijtagegrens” van de ketting en het aandrijfwiel is bereikt, moeten de onderdelen worden vervangen.

Pas de reinigingsborstel aan

Voor een goede werking van de reinigingsborstel kan de indringdiepte in de trommel worden ingesteld. Afhankelijk van de zeefmat en het te zeven materiaal moeten de haren van de borstel tussen 5 en 10 mm door de zeefmat in de trommel steken.

Aan elke kant van de reinigingsborstels zit een verstelmechanisme.

  1. Zeeftrommel
  2. Schoonmaakborstel
  3. Aanpassingsmechanisme
  4. Beschermende hoes

De inschuifdiepte van de borstel in de trommel kan worden ingesteld door aan de stelschroef te draaien. Voor het afstellen moeten de borgmoeren worden losgedraaid en na het afstellen weer worden vastgedraaid. De borstelharen moeten minstens 5 mm in de zeefmat/zeeftrommel zijn ondergedompeld voor een goede werking.

  1. Borgmoeren
  2. Moeren afstellen
  3. Schoonmaakborstel
  4. Zeeftrommel

De reinigingsborstel is onderhevig aan natuurlijke slijtage. Bij een diameter van <200 mm moet de reinigingsborstel worden vervangen.

Onderhoud

Definities

Voor een lange, probleemloze werking is het noodzakelijk dat alle beschreven onderhouds- en inspectiewerkzaamheden worden uitgevoerd. Alle hier beschreven inhoud is gebaseerd op de normen DIN31051, DIN31052 en de VDI-richtlijn VDI2890.

De onderhoudsintervallen hebben betrekking op normaal gebruik en dus normale belasting. Door operationele invloeden of marginale verschijnselen en het soort gebruik kan het nodig zijn de onderhoudsintervallen te verkorten. Raadpleeg zo nodig de fabrikant.

De hier beschreven algemene definities en termen worden nader toegelicht om de onderhouds- en inspectieplannen te begrijpen.

Voorwaarden

Onderhoud

Onder onderhoud wordt verstaan alle maatregelen om de doeltoestand (functionele capaciteit) van de machines te herstellen. Deze maatregelen omvatten: Onderhoud, inspectie en reparatie.

Onderhoud

Onder onderhoud wordt verstaan alle maatregelen om de beoogde toestand van de machines te handhaven. Het omvat werkzaamheden zoals reinigen, conserveren, smeren, aanvullen, vervangen (vervangen van hulpmaterialen en kleine onderdelen) en bijstellen.

Inspectie

Onder inspectie wordt verstaan alle maatregelen die worden genomen om de

De feitelijke toestand van de machines wordt samengevat. Het doel van de inspectie is de noodzakelijke herstelmaatregelen in een vroeg stadium vast te stellen, zodat deze kunnen worden voorbereid en uitgevoerd. Het opsporen en beoordelen van reeds ontstane schade is geen inspectie.

Reparatie

Reparatie omvat alle maatregelen die nodig zijn om de machines (bijvoorbeeld na beschadiging/falen) weer in een functionele staat te brengen.

Draag

Onder onderhoud wordt verstaan de vermindering van de slijtagevoorraad als gevolg van fysische en/of chemische effecten. Slijtage is de prijs die betaald moet worden voor het gebruik van de faciliteiten. Apparatuur kan niet worden gebruikt zonder slijtage. De taak van onderhoud is het herkennen en beïnvloeden van slijtage en het creëren van nieuwe slijtagereserves door reparatie. Als gevolg van externe invloeden of randvoorwaarden, zoals onderhoudstoestand, corrosieve omgevingslucht, stof en, ten derde, het soort gebruik, hetzij met gedeeltelijke belasting of soms met overbelasting, schokbelast of gelijkmatig aangedreven, kan de slijtage van geval tot geval verschillen. Hieronder valt ook een plotselinge verandering in de slijtagevoorraad, bijvoorbeeld door een breuk, die niet direct afhankelijk hoeft te zijn van de tijd. Hieruit volgt dat de inspecties niet uitsluitend op tijdvakken kunnen worden gebaseerd.

Slijtage reserve

In termen van onderhoud, de voorraad middelen die nodig zijn om de functie van de machine te vervullen.

Gebruik

In de zin van onderhoud, gebruik van de machines zoals bedoeld en volgens de algemeen erkende regels van de techniek, waarbij materiaal en/of diensten worden gecreëerd met vermindering van de slijtagevoorraad.

Storing

In termen van onderhoud, onopzettelijke onderbreking (of reeds aantasting) van de functionele prestaties van de machines.

Storing

In termen van reparatie, onbedoelde onderbreking van de functionaliteit van machines.

Schade

In de zin van onderhoud, de toestand van de middelen nadat deze onder een bepaalde grenswaarde van de slijtagereserve zijn gedaald, hetgeen een ontoelaatbare aantasting van de functionele capaciteit met betrekking tot het gebruik veroorzaakt.

Fout

Niet voldoen aan gespecificeerde eisen/functievervulling door een karakteristieke waarde (bijv. tijdelijke stilstand van de aandrijving door een los contact in de stekkerverbinding). Voor verdere uitleg zie DIN31051.

Tijdsgebonden deel

Onderdelen en/of samenstellen waarvan de levensduur is verkort ten opzichte van de levensduur van de onderdelen en/of samenstellen van een hoger niveau en die niet met technisch mogelijke en economisch verantwoorde middelen kunnen worden verlengd.

Slijtdeel

Onderdelen en/of samenstellen die worden gebruikt op plaatsen waar slijtage als gevolg van het gebruik onvermijdelijk is, waardoor andere onderdelen en/of samenstellen tegen slijtage worden beschermd, en die ontworpen zijn om te worden vervangen.

Reserveonderdeel

Reserveonderdelen die duidelijk zijn toegewezen aan een of meer machines, in die zin niet zelfstandig worden gebruikt, worden gepland en gereed gehouden voor onderhoud en kunnen meestal economisch worden gerepareerd.

Verbruiksgedeelte

Reserveonderdelen die duidelijk aan een of meer machines zijn toegewezen, in die zin niet zelfstandig worden gebruikt, worden ingepland en gereed gehouden voor onderhoud en waarvan de reparatie meestal niet economisch is.

Klein deel

Reserveonderdelen die over het algemeen bruikbaar, overwegend gestandaardiseerd en van geringe waarde zijn.

Onderhoudsinstructies / plan

Bevat informatie over de uitvoering van onderhoud (service, inspectie, reparatie) van een technisch product, alsmede informatie over het product en de technische klantenservice.

Onderhoudsinstructies / plan

Bevat informatie over het uitvoeren van onderhoud aan een technisch product, alsmede informatie over het product en de technische dienst.

Inspectie-instructies / plan

Bevat informatie over het uitvoeren van de inspectie van een technisch product, alsmede informatie over het product en de technische dienst.

Reparatie-instructies / plan

Bevat informatie over het uitvoeren van de reparatie van een technisch product en informatie over het product en de technische klantenservice.

Onderhoudsprincipes

Uitvoeren van onderhoud / inspectie en servicewerkzaamheden

Voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden moet de exploitant van een machine/installatie een onderhoudsstrategie opstellen. Deze strategie omvat de volgende punten en kan aanvulling of uitbreiding van bestaande voorschriften van individuele fabrikanten vereisen.

  1. Afstemming van onderhoudsdoelstellingen op bedrijfsdoelstellingen
  2. Bepaling van passende onderhoudsstrategieën/tijden

Indien onderhoudsmaatregelen, zoals het uitvoeren van onderhoudsmaatregelen of het uitvoeren van gedefinieerde onderhoudsmaatregelen, buiten het bedrijf worden uitgevoerd, d.w.z. door de fabrikant zelf of door derden onder zijn eigen leiding en verantwoordelijkheid, kunnen deze in principe alleen gericht zijn op de machine/installatie zelf en op de als gebruikelijk aan te nemen bedrijfs- en omgevingsomstandigheden.

De inachtneming van bedrijfsspecifieke bijzondere omstandigheden en onderhoudsmaatregelen die voortvloeien uit de onderhoudsdoelstellingen en de onderhoudsstrategie van het bedrijf, de verbintenis van de fabrikant in geval van vermindering van de omvang van de door de onderhouds-/inspectieplannen voorgeschreven inspecties, teneinde de aanspraken op garantie te handhaven.

Voorbereidende maatregelen voor onderhoudsmaatregelen

Wij bevelen aan de inspectiestrategie uit te werken volgens de normen DIN31051, DIN31052, alsmede de VDI-richtlijn VDI2890 en de daarin vervatte normen.

– Plan altijd voldoende tijd in voor onderhoudsmaatregelen. Houd er rekening mee dat door gebrek aan zorgvuldigheid tijdens onderhoud/inspecties onvoorziene storingen of defecten kunnen optreden tijdens de productieperiode, die de kosten van een onderhoud/inspectie aanzienlijk overschrijden.

Raadpleeg de VDI-richtlijnen 3423 om uw productietijden te optimaliseren.

Het bevat de basis voor het optimaliseren en registreren van de beschikbaarheid van machines en installaties.

– Door reserveonderdelen bij de hand te houden wordt de stilstandtijd of de reparatietijd aanzienlijk verkort. Raadpleeg de fabrikant voor advies over welke onderdelen in voorraad moeten worden gehouden om de levertijden tot een minimum te beperken.

Reparatie

De herstelmaatregelen moeten in de volgende volgorde worden uitgevoerd:

  1. Schade zoeken
  2. Neem veiligheidsmaatregelen
  3. Verwijdering van de defecte assemblage/onderdelen
  4. Eventueel de assemblages demonteren
  5. Controleren en documenteren van de afwijking van de doeltoestand
  6. Vervangen of repareren van beschadigd onderdeel
  7. Monteren / Installeren / Afstellen
  8. Proefdraaien, acceptatie, vrijgave
  9. Documentatie van de reparatie

Schoonmaken van de machine

Het reinigen van de machine gebeurt bij voorkeur droog. Om sterk aanhangend vuil te verwijderen, kan de machine worden gereinigd met een hogedrukreiniger of een stoomstraal. Er moet aandacht worden besteed aan de beschermingsklasse van de elektrische en mechanische onderdelen.

Stel de volgende onderdelen niet rechtstreeks bloot aan de straal van de hogedrukreiniger om schade te voorkomen:

  1. Schakelkast
  2. Operationele eenheid
  3. Draagpunten
  4. Bedrade afstandsbediening
  5. Andere elektrische componenten en aansluitingen

De hierboven beschreven onderdelen kunnen met een natte doek worden gereinigd.

Informatie over onderhoud

Algemene reiniging

– Maak de machine/installatie regelmatig schoon.

– Draaiende onderdelen moeten dagelijks worden gecontroleerd op omwikkeling en zo nodig worden verwijderd (brandgevaar).

– Bewegende delen moeten dagelijks worden gecontroleerd op ingesloten vreemde voorwerpen en zo nodig worden verwijderd (brandgevaar).

– Voor optimale sorteerresultaten moet het zeefrooster naar behoefte worden gereinigd.

Neem de veiligheidsvoorschriften in acht bij het schoonmaken. Neem de voorschriften ter voorkoming van ongevallen in acht!

Smering

– Handmatige smering mag alleen plaatsvinden als de machine stilstaat.

– Gebruik alleen de beschreven soorten vet. Andere vetsoorten zijn alleen toegestaan na overleg met de fabrikant.

– Neem de voor elk geval aangegeven smeerintervallen in acht.

– Zorg er bij het smeren voor dat het smeermiddel gelijkmatig wordt aangebracht.

– Eventuele vetrandjes hoeven niet te worden verwijderd. Naast de afdichting zorgen zij voor een doeltreffende bescherming tegen verontreiniging.

Beschermingsmiddelen/werkveiligheid

Aanvaarding op door de verenigingen van werkgevers of andere bevoegde autoriteiten voorgeschreven tijdstippen, voor voorschriften inzake veiligheid op het werk/ongevallenpreventie.

Statusfoto’s

De volgende tabel bevat conditiepatronen/beschadigingen/fouten die worden ontdekt of kunnen optreden als gevolg van een onderhouds-/inspectiemaatregel op onderdelen of assemblages.

Alle hier beschreven onderdelen of assemblages moeten worden geïnspecteerd op de gespecificeerde omstandigheden/schade.

Lijnen

Op de regels staan alle onderdelen/assemblages van de machine. De specificatie is algemeen geldig. De respectieve onderdelen/assemblages moeten worden toegewezen aan de generieke termen.

Kolommen

De kolommen tonen de mogelijke toestanden van de in de rijen genoemde onderdelen of assemblages.

De respectieve staten zijn gemarkeerd met een “X”. Onderzoek van een onderdeel/assemblage op een niet met een “X” gemarkeerde toestand is niet vereist.

Onderhouds-/inspectieplan

In het onderhouds-/inspectieplan worden aan alle assemblages de respectieve te controleren omstandigheden en de te nemen maatregelen toegewezen.

De tekeningen laten zien welke assemblages zijn toegewezen aan de respectieve onderdelen op de machine.

Service Plan

Naast het in de gebruiksaanwijzing afgedrukte onderhoudsplan is een serviceplan beschikbaar.

Om het werk te vergemakkelijken worden alle data en bijbehorende onderhoudsschema’s afgedrukt. Tijdens of na inspectie, onderhoud of reparatie moeten alleen de desbetreffende gegevens worden ingevoerd. Bij garantieclaims dient het serviceplan uitsluitend als bewijs van de uitgevoerde controles.

Nee.Assemblage – staat12345678910111213141516171819202122232425262728293031323334
1Frame/kaderXX X         X X X  X      X  X   
3Kleppen X       X   X X           X  XX  
4SlotenXX       X   X    X          XX   
6VentilatorwielXX            X               X   
7Bout   XX                X X   X      
8Noodstopvoorzieningen X       X   X    X           X   
9TransportbandenX X XX     X    X XX   X  X  X   X  X    X
10As    X      X   X          XX X    
11AsafdekkingXX   X       X             X XX   
12Rollager X         XX XXX   XX XX X   X   
13AfdichtingX   XX       X             XX X   
14SmeernippelXX      X    X X X         X  X   
15Motor X            X     X   XX    X XX
16VersnellingsbakXX   XX  X  XXXX XXXX   XXX  XX   
17Huisvesting   X X      X  X X  X   X     X   
19Parallelle toets X    X              X      X     
20DektX    X       X X X         X XXX  
21Opslag     X      XXXXX   X  XX X  XX   
22Aansluiting, afneembaarXX  X        X X X    X    X   X  
23Aansluiting, niet afneembaarX  XX        X X X         X      
24WaaiersXX               X         X XX   
25Stop   X     X                 XX     
26Omslag X               X             X  
27Schroef   XX                X     X      
28Aansluitdoos (elektr.)     X         X                  
29SignaleringsapparaatX             X               X   
30SmeerapparaatXX   X XXXX XXX         X     XX  
32Beschermend apparaatXX X     X   X X X         X  XX  
33BeugelXX  X    X   X X X  X      XXXX   

(Fig. Tabel van staatsbeelden)

  1. Uitbraken/schade
  2. Bevestiging
  3. Remeffect
  4. Pauze
  5. Rek
  6. Dichtheid/lekkage
  7. Overbrenging van koppel
  8. Afdrukken
  9. Stroom
  10. Instelling
  11. Debiet
  12. Fretten/krassen/krassen
  13. Vulhoeveelheid en -conditie
  14. Functie
  15. Geluid (rustig draaien)
  16. Corrosie
  17. Interne ruimte
  18. Scheuren
  19. Schakelbaarheid
  20. Slip
  21. Trillingen
  22. Stoel
  23. Spanning
  24. Spel
  25. Temperatuur
  26. Onbalans
  27. Ongelijkmatig lopen
  28. Vervorming
  29. Offset
  30. Draag
  31. Vervuiling
  32. Volledigheid
  33. Koeling
  34. Spanning
Onderhoudsplan / InspectieplanMachine: Werking: Kostenplaats:
Fabrikant: H2PRO GmbH & Co KGEenheidsnummer: Serienummer: Locatie:
Lfd. Nr.Tab. A-Nee.Onderdeel of uit te voeren werkMeet- en testapparatuur Bedrijfs- en hulpstoffenFrequentie / IntervalUitgevoerd werk / Uitvoerder Datum / Bedrijfsuren /Reacties
1. 1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3 1.1.4 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.3 1.3.1 1.3.2 1.4 1.4.1 1.4.2 1.4.3 1.4.4 1.5 1.5.1 1.5.2 1.5.3 1.5.4 1.5.5 1.5.6 1.5.7 1.6 1.6.1 1.6.2 1.6.3 1.6.4 1.6.5 Controleer versnellingsbakbehuizing op lekkage Controleer oliepeil en vul bij indien nodig. Lichte loop controleren Temperatuur controleren As/as controleren Lichte loop controleren Vervorming controleren Slijtage controleren Afdichting controleren Dichtheid controleren Vuil verwijderen Montage controleren Schroeven controleren Schade controleren Afstelling controleren Koppeling (mechan.) controleren Schade controleren Montage controleren Afstelling controleren Functie controleren Lichte loop controleren Speling controleren Slijtage controleren Verbinding (klemset) controleren Schade controleren Functie controleren Spanning controleren Vervorming controleren Volledigheid controlerenNeem de instructies van de betreffende fabrikant in acht. Corrigeer indien nodig de positie voor het afstellen van de koppeling (1.5). Controleer de juiste instelling volgens de instructies van de fabrikant en stel bij indien nodig. Draai de verbinding van de klemset weer vast (koppel: 35Nm). Controleer uitstel.elke 250 uur elke 1000 uur __________
__________ __________ __________ __________
__________
__.__.___ ___.___ h Reserve deel Reserve deel Tijdsgebonden deel
2. 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.3 2.3.1 2.3.2           Motorbehuizing Bevestiging controleren Schade controleren Soepele loop Temperatuur controleren Vuil verwijderen Ventilatorwiel controleren Schade controleren Soepele loop Vuil verwijderen Aansluitdoos controleren Dichtheid controleren Corrosie controlerenNeem de instructies van de betreffende fabrikant in acht.om de 50 uur. 1x daags om de 200 uur.__________ __________ __________ ____________.__.___ ___.___ hReserveonderdeel
3. 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7 3.2.8 3.2.9 3.2.10 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.4 3.4.1 3.4.2 3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4 3.5.5 3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.6.4             Transportband As Concentriciteit controleren Vervorming rollager controleren Bevestiging controleren Lopende gladheid controleren Lagerspeling controleren Pasvorm controleren Temperatuur controleren Vuil verwijderen Smering controleren Smeernippel controleren Afdichting controleren Verbinding controleren Schade controleren Functie controleren Spanning controleren Vervorming controleren Volledigheid controleren Schroeven controleren Schade controleren Verbindingen controleren Deksel controleren Schade controleren Functie controleren Vervorming verwijderen Volledigheid controleren Metaal-rubber element controleren Schade controleren Functie controleren Pasvorm controleren Vervorming controleren max. ±0,5mm Volg de instructies van de betreffende fabrikant, vervang indien nodig de lagers. max. 75°C Bijvullen met smeermiddel, indien nodig vervangen. opnieuw vastdraaien/controleren (koppel: 27Nm). Controleer uitstel. Let op de aanhaalmomenten. elke 50 uur 1x daags
1x per dag
elke 200 uur.

elke 200 uur.
__________
__________
__________
__________
__________
__________
__________
__________
__________
__.__.___ ___.___ hReserveonderdeel Tijdgebonden onderdeel / Verbruiksonderdeel Klein onderdeel
4. 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3                   Transportelement (trommel) Schroeven Controleer schade Controleer verbindingen Deksel Controleer schade Controleer functie Controleer vervorming Verwijder vuil Rubberelement Controleer bevestiging Controleer schade Controleer slijtage Verwijder vuil Transportelement (schroef) Controleer schade Controleer bevestiging Controleer functie Verwijder vuil Controleer vervormingLet op de aanhaalmomenten. 1x per dag __________
__________
__________
__________
__________
__.__.___ ___.___ hReserveonderdeel Klein onderdeel Reserveonderdeel Verbruiksonderdeel
5. 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.4 5.4.1 5.4.2 5.4.3 5.4.4 5.5 5.5.1 5.5.2 5.5.3 5.5.4 5.5.5 5.5.6         Frame/kader Verbinding kan niet worden losgekoppeld Controleer schade Controleer functie Controleer corrosie Controleer vervorming Controleer vuil Verwijder behuizing Controleer beugels Controleer vergrendelingen Controleer stop Controleer afdekking Controleer schade Controleer corrosie Controleer vervorming Controleer vuil Verwijder bescherminrichting Controleer schade Controleer functie Controleer vuil Verwijder volledigheid Controleer klep Controleer bevestiging Controleer afstelling Controleer corrosie Controleer vervorming Controleer vuil Verwijder volledigheid                                                       elke 250 uur.__________
__________
__________
__________
__________
__________
__________
__________
__________
__.__.___ ___.___ h Klein deel Klein deel Reserve deel Reserve deel Reserve deel
6. 6.1 6.2 6.3 Vermogenseenheid Vuil verwijderen Oliepeil controleren Volledigheid controlerenNeem de instructies van de betreffende fabrikant in acht.   Reserveonderdeel
Alle omstandigheden die hier niet worden genoemd volgens tabel A van de bedieningsinstructies of werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd, moeten visueel worden gecontroleerd of gecorrigeerd. Eventuele afwijkingen van de streefwaarden/bedrijfsomstandigheden die optreden en worden gedetecteerd, moeten onmiddellijk worden gecorrigeerd. Reproductie van dit plan als bewijs van onderhoud/inspectie is uitdrukkelijk toegestaan.

(Fig. Onderhoudsplan)

StoringslogboekMachine: e1 Werking: Kostenplaats:
Fabrikant: H2PRO GmbH & Co KGEenheidsnummer: Serienummer: Locatie:
Lfd. Nr.Tab. A-Nee.Onderdelen / assemblagesStoring / fout / beschadiging volgens bedieningshandleiding Tabel ADatum van vaststellingUitgevoerd werk / Uitvoerder Datum / bedrijfsuren / duur van de reparatieReacties
        
      
      
      
      
        
      
      
      
      
        
      
      
      
      
        
      
      
      
      
        
      
      
      
      
        
      
      
      
      

Eventuele afwijkingen van de streefwaarden/bedrijfsomstandigheden die optreden en worden gedetecteerd, moeten onmiddellijk worden gecorrigeerd. Reproductie van dit protocol is uitdrukkelijk toegestaan.

(Fig. storingslogboek)

Definitieve ontmanteling en verwijdering

Voor de definitieve ontmanteling en verwijdering moet de machine in haar afzonderlijke onderdelen worden ontmanteld. Voer alle onderdelen van de machine zodanig af dat schade aan de gezondheid en het milieu uitgesloten is.

Laat de definitieve verwijdering van de machine over aan een gekwalificeerd gespecialiseerd bedrijf.

Wanneer de machine uiteindelijk uit bedrijf wordt genomen, moet rekening worden gehouden met gevaren door lekkende smeermiddelen, oplosmiddelen, conserveringsmiddelen enz. Deze kunnen bij direct contact met de huid brandwonden veroorzaken. Er bestaat verwondingsgevaar door open, scherpgerande machineonderdelen.

De-installatiewerkzaamheden aan elektrische machines mogen alleen door opgeleide elektriciens worden uitgevoerd.

Versie: 1.0 / 10.12.2023

Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit werk mag zonder schriftelijke toestemming van H2PRO in enige vorm (druk, fotokopie, microfilm of enig ander procédé) worden verveelvoudigd, bewerkt of verspreid door middel van elektronische systemen. Deze documenten zijn met grote zorgvuldigheid opgesteld en gecontroleerd. Toch kunnen fouten niet volledig worden uitgesloten. De uitgever en auteurs kunnen geen juridische verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid aanvaarden voor onjuiste informatie en de gevolgen daarvan. Onder voorbehoud van technische wijzigingen.